WOORDEN   Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
NAMEN Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
AUTEURS A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z
 
 
HET PRIVÉLEVEN
 
MAN EN VROUW
In de πόλις waren de publieke en de privésfeer scherp gescheiden en de
taakverdeling1 tussen man en vrouw was door die scheiding bepaald. De man
hadeen dubbele taak. In de privésfeer was hij de leider van zijn οἶκος
(huishouden), in de publieke sfeer was hij bij het reilen en zeilen van de πόλις
betrokken en moest hij die als soldaat verdedigen. De vrouw had de taak voor
huis en haard van haar echtgenoot te zorgen en om de πόλις mannelijke
erfgenamen en nieuwe burgers en soldaten te schenken.
 
In het door Xenophon geschreven didactische traktaat ‘Oeconomicus’(‘Leider
van het huishouden’) spreekt Socrates met Ischomachus over het beheer van
diens bezit. In de gekozen tekst vertelt Ischomachus hoe hij zijn veel jongere
vrouw geleerd heeft zijn huishouden te besturen. Ischomachus is een herenboer1.
Zijn huishouden is dus dat van een specifieke categorie van burgers, maar de
beschrijving geeft tegelijk een ideaalbeeld.
 
Introductie van Ischomachus
Socrates treft Ischomachus op de markt, schijnbaar met niets bezig. Deze
ongewone situatie is voor Socrates aanleiding om te informeren waarmee
Ischomachus zich gewoonlijk bezighoudt. Ondanks Socrates’ bewering dat
Ischomachus een heer heet te zijn, doet zijn uiterlijk immers vermoeden dat zijn
werkzaamheden anders zijn dan die van de doorsneeheer. Hij is onmiskenbaar
een buitenmens. Hoewel gevleid, relativeert Iscomachus de waardering die
Socrates hem met het predicaat ‘heer’ toekent. Hij pleegt inderdaad in de open
lucht te verkeren. Zijn vrouw zorgt immers voor de zaken binnenshuis.
 
Xenophon, Oeconomicus 7,1-3
7,1. Ἰδὼν οὔν ποτε αὐτὸν
αὐτὸν: i.e. Ischomachus.
ἐν τῇ τοῦ Διὸς τοῦ ἐλευθερίου στοᾷ καθήμενον,
ἐπεί μοι
μοι: i.e. Socrates.
ἔδοξε σχολάζειν, προσῆλθον
προσῆλθον: 1e pers. (i.c. Socrates) indic. aor.
αὐτῴ καὶ παρακαθιζόμενος εἶπον·
τί, ὦ Ἰσχόμαχε, οὐ μάλα εἰωθὼς
εἰωθὼς: (ptc., cf. εἴωθα) op je gewone manier, zoals je gewend bent.
σχολάζειν κάθησαι; ἐπεὶ
ἐπεὶ...ἀγορᾷ: ἐπεὶ leidt een schijnbare hoofdzin in, vert.: want.
τά
τά...πλεῖστα: meestal
γε πλεῖστα
ἢ πράττοντά τι ὁρῶ σε ἢ οὐ
οὐ πάνυ: niet helemaal.
πάνυ σχολάζοντα ἐν
ἐν τῇ ἀγορᾷ: De ἀγορᾶ was het centrum van het zakelijke, sociale en politieke leven van Athene.
τῇ ἀγορᾷ.
2. οὐδὲ ἄν γε νῦν, ἔφη ὁ Ἰσχόμαχος, ὦ Σώκρατες, ἑώρας
ἑώρας: (sc. με) 2e pers. sing. imperf. (met dubbel augment) < ὁράω.
, εἰ μὴ ξένους
ξένους τινὰς: complement (object) bij ἀναμένειν.
τινὰς συνεθέμην ἀναμένειν ἐνθάδε.
ὅτὰν δὲ μὴ πράττῃς τι
τι τοιοῦτον: sc. als wat je gewoonlijk op de markt doet.
τοιοῦτον, πρὸς τῶν θεῶν, ἔφην ἐγώ, ποῦ διατρίβεις
καὶ τί ποιεῖς; ἐγὼ γάρ τοι πάνυ βούλομαί σου πυθέσθαι, τί
τί ποτε: wat toch wel.
ποτε πράττων
καλὸς
καλός τε κἀγαθὸς: (met crasis van καί en ἀγαθός) predicaten van de goede en ontwikkelde burger. Ze worden samengevat in de eigenschap καλοκἀγαθία.
τε κἀγαθὸς κέκλησαι
κέκλησαι: κέκλημαι < καλέω.
, ἐπεὶ οὐκ ἔνδον γε διατρίβεις οὐδὲ τοιαύτη
σου ἡ ἔξις τοῦ σώματος καταφαίνεται.
3. καὶ ὁ Ἰσχόμαχος γελάσας ἐπὶ
ἐπὶ τῷ...κέκλησαι: τῷ substantiveert τί ποιῶν καλός τε κἀγαθὸς κέκλησαι;
κέκλησαι: κέκλημαι < καλέω.
τῷ τί ποιῶν καλὸς
καλός τε κἀγαθὸς: (met crasis van καί en ἀγαθός) predicaten van de goede en ontwikkelde burger. Ze worden samengevat in de eigenschap καλοκἀγαθία.
τε κἀγαθὸς κέκλησαι
καὶ ἡσθείς
ἡσθείς: (< ἥδομαι) hoewel de herenboer in Athene zeker wel aanzien genoot, voelt Ischomachus zich gevleid over de manier waarop men, naar Socrates zegt, hem betitelt.
, ὥς γ᾿ ἐμοὶ ἔδοξεν, εἶπεν· ἀλλ᾿ εἰ
εἰ...ὄνομα: indirecte vraag, afhankelijk van οἶδα; hierin is ὅταν...διαλέγωνται een temporele bijzin.
μὲν
μὲν: inderdaad.
ὅταν σοι διαλέγωνται
περὶ ἐμοῦ τινες, καλοῦσί με τοῦτο
τοῦτο τὸ ὄνομα: accusativus van het inwendig object/van inhoud bij καλοῦσί.
τὸ ὄνομα, οὐκ οἶδα· οὐ
οὐ γὰρ...προσκαλοῦνται: implicatie: Ischomachus doorziet dat hij meer aanzien geniet vanwege zijn rijkdom dan vanwege zijn καλοκἀγαθία (zie aantekening bij 2 καλός τε κἀγαθὸς).
γὰρ δὴ ὅταν
ὅταν γε...χορηγίας: rijke burgers werden bepaalde diensten aan de staat (λειτουργίαι) opgelegd. Ze moesten zelf voor de financiering zorgen. Ze konden zich hieraan onttrekken door meervermogenden in hun plaats naar voren te schuiven. Ter compensatie vond dan ἀντίδοσις, ruil van vermogen (vaak land) voor een λειτουργίαplaats.
γέ
με εἰς ἀντίδοσιν
ἀντίδοσιν...τριηραρχίας ἢ χορηγίας: inwisseling van triërarchie of choregie voor vermogen;
τριηραρχίας…χορηγίας: de genitivi hangen van ἀντίδοσιν af.
καλῶνται
καλῶνται: καλέομαι: oproepen.
τριηρχίας
τριηραρχίας: τριηραρχία, ἡ: triërarchie, i.e. het dragen van de kosten voor het uitrusten van een τριήρης (een bepaald soort oorlogsschip).
ἢ χορηγίας
χορηγίας: χορηγία, ᾑ: choregie, i.e. het dragen van de kosten van een opvoering door een koor of van een tragedie.
, οὐδείς, ἔφη, ζητεῖ τὸν
καλὸν τε κἀγαθον, ἀλλὰ σαφῶς
σαφῶς: gewoon.
, ἔφη, ὀνομάζοντές με Ἰσχόμαχον
πατρόθεν
πατρόθεν: als zoon van mijn vader.
προσκαλοῦνται. ἐγὼ μὲν τοίνυν, ἔφη, ὦ Σώκρατες, ὄ
ὅ με ἐπήρου: ἐπερωτάω τινά τι:
iemand (τινα) ondervragen over iets (τι), iemand naar iets vragen.
με
ἐπήρου, οὐδαμῶς ἔνδον διατρίβω. καὶ
καὶ γὰρ δή: want…echt.
γὰρ δή, ἔφη, τά
τά...ἐν τῇ οἰκίᾳ μου: complement (object) bij διοικεῖν.
γε ἐν τῇ οἰκίᾳ μου
πάνυ
πάνυ: verbinden met ἱκανὴ.
καὶ αὐτὴ
αὐτὴ ἡ γυνή: sc. μου.
ἡ γυνή ἐστιν ἱκανὴ διοικεῖν.
 
Vertaling
Tekst
Aantekeningen
 
  Flavius Josephus
  Andere auteurs
Omhoog