WOORDEN   Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
NAMEN Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
AUTEURS A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z
 
ALGEMEEN
 
In zijn late politieke geschrift Nomoi (Wetten) situeert Plato het gesprek dat hij
fingeert op Creta. Drie wijze, bejaarde heren, een Atheens anonymus, de
Cretenzer Clinias en de Startaan Megillus maken een wandeling naar de grot
waar in oude tijden koning Minus van Zeus zijn wetten ontving. Zij onderhouden
zich over verschillende staatsvormen.
 
Het militaire wezen in de wetgeving
Clinias en Megillus hebben gesteld dat de totale Cretenzische en Spartaanse
codes in relatie tot oorlog staan. De reden hiervoor is de natuurlijke rivaliteit
tussen niet alleen πόλεις, maar ook dorpen en individuen.
 
Als dat zo zou zijn, redeneert de Athener, dan zouden de codes deficiënt zijn. Zij
mikken dan op een deel van de deugd, de dapperheid. Een goede code houdt
weliswaar rekening met externe oorlog, maar, ter voorkoming van het grotere
kwaad van de burgeroorlog, richt hij zich op interne vrede. Deugd wordt
gewaarborgd door harmonie, een evenwichtige verdeling van de verschillende
(sub)deugden. De kardinale deugden zijn wijsheid, dapperheid en matigheid, die
samen rechtvaardigheid bewerken. In de πόλις dienen de mensen hun plaats te
krijgen naar de mate waarin zij aan de verschillende deugden deel hebben.
 
De mening van Tyrtaeus over de soorten oorlogen
Als de gezaghebbende dichter Tyrtaeus naar zijn mening gevraagd zou worden,
zou ook hij beamen dat er twee soorten oorlog zijn, de veel ernstigere στάσις
(twist onder de burgerij, burgeroorlog), en de oorlog met andere πόλεις of
vreemde mogendheden.
 
    Plato, Nomoi I 629a-629d
  ΑΘ. Προστησώμεθα γοῦν
γοῦν: crasis van γε en οὖν.
Τύρταιον, τὸν
τὸν...γενόμενον: attribuut bij Τύρταιον. Het is niet waarschijnlijk dat de mededeling klopt.
φύσει
φύσει: van geboorte.
μὲν Ἀθηναῖον,
    τῶνδε
τῶνδε: verwijst naar de Spartanen.
δὲ πολίτην γενόμενον, ὂς δὴ μάλιστα ἀνθρώπων περὶ
    ταῡτα
ταῦτα: verwijst naar het gespreksonderwerp.
ἐσπούδακεν, εἰπὼν ὄτι 
     
    Οὔτ᾿
Οὔτ...τιθείμην: citaat (zie Tyrtaeus, Fragmenten 9,1).
ἂν μνησαίμην
μνησαίμην: ἐμνησάμην: aoristus < μιμνῄσκομαι.
οὐτ ἐν
ἐν λόγῳ: i.e. in Tyrtaeus’ dichtwerk.
λόγῳ ἄνδρα τιθείμην
     
629b   οὔτ᾿ εἴ τις πλουσιώτατος ἀνωρώπων εἴη, φησίν, οὔτ᾿ εἰ πολλὰ
    ἀγαθὰ κεκτημένος
κεκτημένος: sc. εἴη.
, εἰπὼν σχεδὸν ἅπαντα, ὃς μὴ περί τὸν
    πόλεμον ἄριστος γίγνοιτ᾿ ἀεί. ταῦτα
ταῦτα…τὰ ποιήματα: ταῦτα τὰ ποιήματα.
γὰρ ἀκήκοάς που
που: (lett.: ergens) lijkt me.
καὶ σὺ
σὺ: verwijst naar Clinias.
    τὰ ποιήματα· ὅδε
ὅδε: verwijst naar Megillus.
μὲν γὰρ, οἶμαι, διακορὴς αὐτῶν ἐστί.
  ME. πάνυ μὲν οὖν. 
  ΚΛ. καὶ μὲν καὶ παρ᾿ ἡμᾶς ἐλήλυθε
ἐλήλυθε: het geïmpliceerde subject is τὰ ποιήματα.
κομισθέντα
κομισθέντα: congrueert met het geïmpliceerde subject (τὰ ποιήματα) bij ἐλήλυθε.
ἐκ Λακεδαίμονος.
     
     
Vervolg 
Vertaling
Tekst
Aantekeningen
  Flavius Josephus
  Andere auteurs
Omhoog