(Cleanthes, vermeend)
          
 
WOORDEN   Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
NAMEN Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
AUTEURS A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z
 
ΝΟΜΟΣ EN ΦΥΣΙΣ
 
Wanneer men aanneemt dat er een band tussen God en de natuur (φύσις)
bestaat, in die zin dat Gods wil uit zijn schepping kenbaar is, ontvangt de
menselijke constellatie van abstracte norm en geschreven en ongeschreven
wetten dubbele legitimering. De menselijke wetten zijn zo immers tegelijkertijd
neerslag van de goddelijke wil en afspiegeling van de in de natuur heersende
wetten. Deze gedachte vindt men bijzonder sterk bij de Stoïci, die aannemen dat
God en het wetmatigheidsprincipe in de natuur samenvallen1.
 
In een uniek lofdicht1 uit de periode van de oude Stoa belicht Cleanthes de
verhouding tussen Gods almacht en de menselijke verantwoordelijkheid.
 
Aanroep en lofprijzing
Zeus wordt aangroepen met verheven namen (1-6) en zijn almacht wordt
geprezen (7-14).
 
005   Cleanthes, Zeushymne 1-14
005   Κυδιστ΄
Κυδιστ΄ ἀθανάτων, πολυώνυμε, παγκρατὲς ἀιεί: traditionele epitheta (vaste bijvoeglijke naamwoorden) van Ζεύς, die bij de Stoicï nieuwe inhoud krijgen. Zij kenden Zeus universeel kosmische functies toe.
ἀθανάτων, πολυώνυμε,
πολυώνυμε: Zeus werd traditioneel, al naar gelang zijn functies, met verschillende namen vereerd (cf. bijvoorbeeld Xen. Oec. 7,1 τοῦ Διὸς τοῦ ἐλευθερίου).
παγκρατὲς
παγκρατὲς: De Stoicï kenden Zeus universeel kosmische functies toe. Vooral in παγκρατὲς wordt op deze functies gedoeld;
παγκρατὲς: voc. < παγκρατής.
ἀιεί
αἰεί: = ἀεί.
005   Ζεῦ
Ζεῦ: om spanning op te bouwen wordt de naam nu pas genoemd.
, φύσεως
φύσεως ἀρχηγέ: de Stoïsche noties worden duidelijker.'
ἀρχηγέ, νόμου
νόμου μέτα πάντα κυβερνῶν: definitief signaal dat het om een Stoïsch loflied gaat;
νόμου μέτα: μετὰ νόμου.
μέτα πάντα κυβερνῶν,
005   χαῖρε, σὲ
σε...σοῦ (4)...σε (6)...σὸν(6): de herhaling van het pronomen personale/possessivum geeft nadruk.
γὰρ πάντεσσι
πάντεσσι...θνητοῖσι: de dativus hangt van θέμις (ἐστὶ) af.
πάντεσσι = πᾶσι.
θέμις
θέμις: sc. ἐστὶ.
θνητοῖσι προσαυδᾶν.
προσαυδᾶν: προσαυδάω: toezingen; zie ook WL.
005   ἐκ
ἐκ σοῦ γὰρ γένος εἴσ᾿: sc. doordat ze deel hebben aan de goddelijke λόγος.
σοῦ γὰρ γένος εἴσ᾿ ἤχου
ἤχου μίμημα λάχοντες: (de betekenis is controversieel) omdat ze de navolging van het geluid ontvangen hebben (cf. Plato, Prot. 322a ἔπειτα κτλ.).
μίμημα λαχόντες
λάχοντες: ἔλαχον: aor. < λαγχάνω.
005   μοῦνοι
μοῦνοι: = μόνοι.
, ὃσα
ὅσα...θνήτ᾿: πάντων θνητῶν, ἃ.
ζώει
ζώει: ζώω = ζῴω.
τε καὶ ἕρπει θνητ᾿ ἐπὶ
ἐπὶ γαῖαν: over ( ἐπί + acc.) de aarde.
γαῖαν·
005   τῷ
τῷ: (causaal) daarom.
σε καθυμνήσω καὶ σὸν κράτος
κράτος: echo van παγκρατὲς (1).
αἰὲν
αἰὲν: = ἀεί; echo van αἰεί (1).
ἀείσω.
ἀείσω: = ᾆσω.
005   σοὶ δὴ πᾶς ὅδε κόσμος,
κόσμος: i.e. (de atmosfeer en) de hemelkoepel.
ἑλισσόμενος περὶ γαῖαν,
005   πείθεται, ᾗ
: (adverbium correlativum) zoals.
κεν
κεν: = ἄν.
ἄγῃς, καὶ ἑκὼν ὑπὸ σεῖο
σεῖο: = σοῦ.
κρατεῖται·
005   τοῖον
τοῖον: = τοιόνδε.
ἔχεις ὑποεργὸν
ὑποεργὸν: ὑποεργός = ὑπουργός.
ἀνικήτοις ὑπὸ χερσίν
210   ἀμφήκη
ἀμφήκη, πυρόεντα, αἐιζώοντα κεραυνόν: de bliksem, traditioneel het machtswapen van de oude natuurgod Zeus, wordt hier voorgesteld als het instrument waarmee de Stoïsche Zeus zijn λόγος door de kosmos verspreidt;
ἀμφήκη: verwijst misschien naar de zigzagbeweging van de bliksem.
πυρόεντα,
πυρόεντα: vereenzelviging van het geconcentreerde vuur van de bliksem met het kosmische vuur.
ἀειζώοντα
αἐιζώοντα: het kosmische vuur is eeuwig;
αἐιζώοντα (met metrische rekking) = αἐιζῶντα.
κεραυνόν·
005   τοῦ
τοῦ: αὐτοῦ, i.e. τοῦ κεραυνοῦ.
γὰρ ὑπὸ πληγῃς
πληγῇς : verwijst naar de blikseminslag , die vereenzelvigd wordt met hetzij de allesdoordringende (cf. ὃς διὰ πάντων φοιτᾷ), hetzij de leidinggevende (leiding door slagen, als bij vee) kracht van de λόγος;
πληγῇς: = πληγαῖς.
φύσεως πάντ᾿ ἔργα <τελεῖται>.
005   
ᾧ...: relatieve aansluiting.
σὺ κατευθύνεις κοινὸν
κοινὸν λόγον: i.e. de rede die alles doordringt.
λόγον, ὃς διὰ πάντων
005   φοιτᾷ, μιγνύμενος μεγάλοις μικροῖς τε φάεσσι·
φάεσσι: φάεσσιverwijst naar de hemellichamen;
φάεσσι: = φωσί.
005   
ᾧ σὺ τόσος γεγάως ὑπατὸς βασλεὺς: daardoor is u zo groot geworden dat u de hoogste koning is;
ᾧ...: relatieve aansluiting.
σὺ τόσος
τόσος: = τοσόσδε.
γεγαὼς
γεγάως: = γεγονώς.
ὕπατος βασιλεὺς διὰ
διὰ παντὸς: in het heelal.
παντός.
 
Vertaling  (Meerwaldt, Hermeneus 9, 9)
Tekst
Aantekeningen
 
  Flavius Josephus
  Andere auteurs
Omhoog