Plato

Op twintigjarige leeftijd gaf de aristocraat Plato (ca. 429 – 347) zijn literaire werkzaamheid op het gebied van poëzie en tragedie op en wijdde zich onder invloed van zijn leermeester Socrates geheel aan de filosofie. Eigenlijk had hij zich voorgesteld actief te zijn in de politiek, maar onvrede met het politieke bedrijf in Athene, culminerend in hevige verontwaardiging over het doodvonnis van Socrates, hield hem daarvan telkens weer terug. Na de dood van Socrates ondernam hij grote reizen. Vooral zijn contacten met de Pythagoreeërs in Zuid-Italië en op Sicilië zijn voor de ontwikkeling van zijn filosofie van belang geweest. Na zijn terugkomst in Athene stichtte hij zijn beroemde school, de Academie, die eeuwen heeft voortgeleefd. Tweemaal deed hij nog een poging om zijn politieke denkbeelden in de praktijk gestalte te geven. Zij hoop ze met behulp van de vorsten van Syracuse te verwezenlijken bleek vergeefs.

Plato’s werken hebben bijna allemaal de vorm van de dialoog. Hij laat daarin Socrates vaak een leidende rol spelen. Deze probeert zijn medeburgers vragenderwijs tot inzicht in essentiële, aan deugd gerelateerde begrippen te brengen. Het is niet altijd duidelijk in hoeverre Socrates of Plato zelf aan het woord is.
Reconstructie van Plato’s leer wordt bemoeilijkt doordat hij geen systematische theorie overlevert. Belangrijke bouwstenen van zijn leer zijn zijn opvatting over kennisverwerving, de aard van de menselijke ziel en zijn metafysica.

Kennis ontstaat in een proces van herinnering. De onsterfelijke ziel maakt een reeks van telkens nieuwe geboorten door. Wanneer zij in het menselijke lichaam gesloten wordt, verliest ze de kennis van haar oorsprong, de eeuwige, bovenzintuiglijke wereld der ideeën, vaststaande en onveranderlijke normen, waarvan al wat in onze wereld waarneembaar is een zwakke en bedrieglijke afspiegeling is. Ἔρως, een spiritueel verlangen naar het hogere, leidt speciaal de filosoof op zijn zoektocht naar de top van de hiërarchie der ideeën, tot het schouwen van de idee van het goede. Door ἄσκησις, training, in analogie met de sportman, tracht de filosoof zijn ziel te bevrijden uit de kerker van het lichaam. Bij Plato’s veronderstelling dat er een band bestaat tussen de verschillende vermogens van de ziel en potentiële deugdzaamheid kunnen niet alle mensen van eenzelfde zedelijk gehalte zijn. Zijn volmaakt harmonieuze staat is daarom hiërarchisch geordend. Men krijgt daarin een plaats naar de mate waarin men aan kardinale deugden deel heeft. Filosofen, de mensen van het intellect, wier primaire deugd wijsheid is, hebben de leiding. Wachters, zij die door een sterke tendentie tot zelfhandhaving zich weten te laten gelden, oefenen het bestuur uit en zorgen voor de verdediging van de staat. Zij beschikken in het bijzonder over moed. In deze stand kunnen ook vrouwen opgenomen zijn. In principe kunnen zij zelfs tot de hoogste stand opklimmen. Gemeenschappelijkheid van bezit en vrouwen (let op het androcentrisme!) stelt de twee hoogste standen vrij voor hun taken. Taken in de productieve sfeer vallen aan de derde stand toe, waarin het driftleven het sterkst ontwikkeld is. Bij deze stand hoort in de eerste plaats de deugd van het houden van maat.
Toen Plato’s utopie niet realiseerbaar bleek, ontwierp hij op hoge leeftijd een nieuwe blauwdruk, ditmaal van een meer conformistische staat.

Platoliet zijn politieke denkbeelden van een uitvoerige pedagogiek vergezeld gaan. Het doel daarvan is door ontwikkeling van de rede te leiden tot inzicht. Hij stond een cyclisch pedagogisch model voor dat alle levensfasen omvat. Van de elite die bij selectie van geschiktheid blijk heeft gegeven wordt de opvoeding vervolmaakt door de studie van de hogere filosofie, in het bijzonder van de dialectiek.

Plato’s werken kunnen globaal als volgt ingedeeld worden:

V r o e g e  o f  S o c r a t i s c h e  p e r i o d e

Apologie
(eigen weergave van de verdedigingsrede van Socrates)
Crito
(gehoorzaamheid aan de wetten)
Protagoras
(is deugd onderwijsbaar?)
Gorgias
(heeft retorica pedagogische waarde?)
Meno

(anamnesistheorie)

M i d d e l s t e  p e r i o d e

Symposium
(theorie over eros)
Phaedo
(zielsleer, onsterfelijkheid, ideeënleer)
Politeia

(staatleer; beslaat alle gebieden van Plato’s filosofie)

L a t e  p e r i o d e

Phaedrus
(ideeënleer, zielsleer: verschillende faculteiten van de ziel)
Theatetus
(kennisleer)
Timaeus
(pythagoreïserende natuurfilosofie: schepping)
Critias
(over het mythische Atlantis; onvoltooid)
Politicus
(over de goede staatsman)
Nomoi
(tweede staatsleer)



Plutarchus

Plutarchus (ca. 46 – 120), stammend uit een aanzienlijke familie in het Boeëtische stadje Chaeronea, vestigde zich na de in zijn tijd gebruikelijke encyclopedische studies, in zijn geval te Athene, waar hij onder meer onderwijs aan de Academie volgde, als leraar in zijn geboorteplaats. Op ouderwets degelijke wijze bouwde hij een familieleven op en vervulde hij de burgerplichten van de aanzienlijke. Buitenlandse reizen en een verblijf in Rome, waar hij zich tot aan het keizerlijke hof belangrijke vrienden verwierf,verbreedden zijn blikveld. Zijn contacten met het orakel te Delphi en zijn priesterschap aldaar zijn mogelijk mede verantwoordelijk geweest voor een reveil van de Delphische religie onder keizer Trajanus.

Plutarchus was een productief auteur. Zijn moraalfilosofische belangstelling resulteerde in een in de Moralia verenigde reeks populair-filosofische geschriften. Zij hebben de vorm van dialogen, naar het voorbeeld van Plato, en van diatriben. Wij kennen 277 titels. Een groot deel van de Moralia is bewaard gebleven. De dialogen zijn eclectisch van aard en vertonen soms een platoniserend-mystieke inslag. Van Plutarchus’ historische werken zijn vooral de Parallelle Levens (βίοι παράλληλοι) bekend, paren van levensbeschrijvingen, waaronder Solon – Poplicola en Lycurgus – Numa.

Plutarchus was een groot geleerde die veel informatie verschaft, maar hij is ook een late bron. De talrijke bronnen die hij zelf gebruikt heeft zijn vaak sterk ideologisch gekleurd. Het beeld dat hij van Sparta schetst is daardoor sterk geïdealiseerd. Aan bronnenonderzoek, zoals in de moderne historiografie gebruikelijk is, heeft hij niet gedaan. Al met al is de historische betrouwbaarheid van zijn gegevens vaak gering.

De taal van Plutarchus is het Attisch met soms elementen van de Koinè. Hij lijkt een vriendelijk mens geweest te zijn, een weinig origineel denker, maar zeer geleerd. Hij levert veel bronnenmateriaal.



Pollux
In de traditie van de atticistische lexicografie staat Pollux (Julius Polydeuces) uit het Egyptische Naucratis, die in de tweede helft van de tweede eeuw na Christus een Onomasticon samenstelde, een soort culturele encyclopedie. Wij bezitten een uittreksel, dat veel bronnenmateriaal op velerlei gebied bevat.De verschillende boeken werden ingeleid door aan keizer Commodus geadresseerde brieven. Uit een daarvan blijkt dat Pollux opteerde voor de Atheense leerstoel in de sofistiek, de retorica die taal en historie van het oude Athene wilde doen herleven. De term sofistiek wijst terug naar de periode van de sofisten in het klassieke Athene, de ‘eerste sofistiek’.

Pollux is een late, en daarmee in historisch opzicht een niet altijd even betrouwbare bron.



  Flavius Josephus
  Andere auteurs
Omhoog