Woorden 26.3

Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort.
Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.



  leraar  
  διδάσκαλος, ὁ
  gelukkig, welvarend  
  εὐδαίμων, εὐδαίμονος
  geen enkel(e)  
  οὐδείς/οὐδεμία/οὐδέν, οὐδένος adi.
  opstaan  
  ἀνίσταμαι
  boos zijn/worden op  
  ὀργίζομαι + dat.
  trachten, proberen  
  πειράομαι
  = ἐπεὶ ἄν  
  ἐπεάν
  niet  
  μή
  als niet, indien niet  
  μή + ptc.
  dat (na verba van vrezen)  
  μή + coni.
  toen, nadat, wanneer  
  ὡς temporeel