Woorden 25.2
|
Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort. Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.
|
kort
βραχύς, βραχέος
zaak, ding
χρῆμα, χρήματος, τό
bezit(tingen), geld
χρήματα, χρημάτων, τά
beginnen met
ἅρχομαι + gen./ptc.
ik zal beginnen met mijn betoog
ἅρξομαι τοῦ λόγου/λέγων
beginnen te ...
ἀρχομαι + inf.
zij begonnen te spreken
ἥρξαντο λέγειν
tot slaaf maken, onderwerpen
δουλόω
worden, geraken in
καθίσταμαι
1. verdelen, toedelen; 2. (ook: νέμομαι) bezitten
νέμω
beloven
ὑπίσχνέομαι
thuis
οἴκοι
op de een of andere manier, enigszins
πως