Woorden 11.3

Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort.
Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.



  maag, buik  
  γαστήρ, γαστρός, ἡ
  bediende, dienaar  
  θεράπων, θεράποντος, ὁ
  nacht  
  νύξ, νυκτός, ἡ
  1. kind, zoon, dochter; 2. slaaf  
  παῖς, παιδός, ὁ/ἡ
  veldtocht, expeditie  
  στρατεία, ἡ
  zodanig, dergelijk, zo'n  
  τοιοῦτος, τοιαύτη, τοιοῦτο
  gedachte, zorg  
  φροντίς, φροντίδος, ἡ
  inzien, begrijpen, leren kennen, kennen  
  γιγνώσκω
  drinken  
  πίνω
  1. opnieuw, weer, verder; 2. op zijn beurt  
  αὖ
  buiten  
  ἐκτός
  slechts, alleen  
  μόνον
  later, in de toekomst  
  ὕστερον