Oefening 19.1 

Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken.


Wij vonden.
Laat achter! (meerv.)
Wees verborgen.
Houd!
nom. sing. M. ἄγω.
leiden, brengen.
acc. sing. M,; nom./acc. plur. N. τυγχάνω. treffen, krijgen.
Ik had deel aan; Zij hadden deel aan.
Jij zei.
Jullie gingen voorbij.
Nemen.
Hebben.
Vluchten.
Jij wierp.
Jullie hadden.
Het geval wilde dat jij...
nom. sing. M. εἶμι.
(zullen) gaan, (zullen) komen.
Zien.
nom. sing. F. μανθάνω.
leren kennen, begrijprn, vernemen.
Breng!
Hij zag.
Wij antwoordden.
Ik sneed; Zij sneden.
nom./acc. sing. N. τέμνω. snijden.
Drink! (meerv.)