Oefening 5.2 

Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken.


(1) Noteer welke vormen van oefening 1 in de genitivus staan. Geef daarbij aan of ze complement of attribuut zijn.

(2) Noteer welke vormen in de dativus staan. Geef daarbij aan of ze complement of bepaling zijn.


Oefening 1

τῶν Ἀθηνῶν, τοῦ ποιητοῦ: gen., attributen.
τῇ διανοίᾳ: dat., complement. τοῦ ποιητοῦ: gen., attribuut.
θανάτῳ, λύπῃ: dat., bepalingen.
τοῦ ποιητοῦ, τῶν Ἀθηνῶν: gen., attributen. τοῖς...πολίταις: dat., complement.
τῶν στίχων: gen., complement. τοῦ ὑποκριτοῦ: gen., attribuut.
 
1  βασίλεια, ἡ: koningin.
2  ὑποκριτής, ὁ: acteur.
3  στίχος, ὁ: versregel.