WOORDEN   Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
NAMEN Α Β Γ Δ Ε Ζ Η Θ Ι Κ Λ Μ Ν Ξ Ο Π Ρ Σ Τ Υ Φ Χ Ψ Ω    
AUTEURS A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X IJ Z
 
DE ΠΟΛΙΣ ALS MILITAIRE EENHEID
 
In het homerische epos streden ridders om persoonlijke roem voor zich en
daarmee voor hun hoven. In de πόλις worden de individuen ingekaderd in een
collectieve burgermaatschappij. In het spanningsveld tussen individu en collectief
wordt de traditionele onderlinge competitiedrift getransformeerd. Zelfredzaam-
heid en autonomie en anderzijds rivaliteit bepalen de onderlinge verhoudingen
tussen individuele burgers en tussen de οἷκοι, maar het is in dienst van de πόλις
dat menzich de hoogste roem verwerft.
De verhouding tussen de πόλεις onderling wordt door dezelfde elementen
bepaald. Inbepaalde perioden is de angst voor een verre vijand zeer reëel
geweest, maar vooral de onderlinge rivaliteit tussen de πόλεις was
verantwoordelijk voor de grote aandacht die zeaan het krijgswezen besteedden.
De accenten in het militaire denken werden evenwel verschillend gezet.
Voorbeelden uit Sparta en Athene tonen dit aan.
 
SPARTA
 
Dapperheid
In Sparta lag sterker dan in het klassieke Athene de nadruk op de militaire
training van de jongens. In een elegie1 bezingt Tyrtaeus de dappere strijder. De
grootste voortreffelijkheid en de hoogste roem bereikt hij in de strijd voor zijn
en medeburgers.
 
Van de voortreffelijke eigenschappen wint de dapperheid het
 
10   Tyrtaeus, Fragment 9,1-14
10   Οὔτ᾿
Οὔτ᾿ κτλ.: de zin loopt door tot en met (9) ἀλκῆς;
vorm: priamel (inleidende, met oplopende spanning opgebouwde reeks, die uitloopt op een pointe).
ἂν μνησαίμην
μνησαίμην: ἐμνησάμην: aoristus < μιμνῄσκομαι.
οὔτ᾿ ἐν
ἐν λόγῳ: i.e. in Tyrtaeus’ dichtwerk.
λόγῳ ἄνδρα τιθείμην
10   οὔτε
οὔτε...παλαισμοσύνης: bepaling bij de zinskern. In deze relatie geven de genitivi de reden aan.
ποδῶν ἀρετῆς οὔτε παλαισμοσύνης
10   οὐδ᾿ εἰ Κυκλώπων μὲν ἔχοι μέγεθός τε βίην τε,
10   νικῴη δὲ θέων
θέων: voor θέω zie WL.
Θρηίκιον Βορέην,
05   οὐδ᾿ εἰ Τιθωνοῖο
Τιθωνοῖο: genitivus comparationis bij χαριέστερος.
φυὴν
φυὴν: accusativus van betrekking (wat…betreft, van…) bij Τιθωνοῖο…χαριέστερος.
χαριέστερος εἴη,
10   πλουτοίη δὲ Μίδεω καὶ Κινύρεω μάλιον,
μάλιον: = μᾶλλον (laconisme; zo genoemd naar Laconië, de streek waarin Sparta lag).
10   οὐδ᾿ εἰ Τανταλίδεω Πέλοπος βασιλεύτερος εἴη,
10   γλῶσσαν δ᾿ Ἀδρήστου μειλιχόγηρυν ἔχοι,
10   οὐδ᾿ εἰ πᾶσαν ἔχοι δόξαν
δόξαν: roem.
πλὴν θούριδος ἀλκῆς.
10   οὐ γὰρ ἀνὴρ
ἀνὴρ ἀγαθὸς: (term. techn.) i.e. de man die in het bezit van ἀρετή is.
ἀγαθὸς γίνεται ἐν πολέμῳ,
10   εἰ μὴ τετλαίη
τετλαίη...ὁρῶν:
constructie: het participium ὁρῶν is een complement bij τετλαίη;
τετλαίη < τέτληκα (gemengd perfectum), zie WL τλῆναι.
μὲν
μὲν: wordt voortgezet door (12) καὶ.
ὁρῶν φόνον αἱματόεντα
10   καὶ
καὶ: voortzetting van (11) μὲν.
δηίων
δηίων...ἔγγύθεν: het adverbium ἔγγύθεν kan als prepositie (h.l. in postpositie) met de genitivus verbonden worden; betekenis: dichtbij.
ὀρεγοιτ᾿
ὀρέγοιτ᾿...ἱστάμενος: het participium ἱστάμενος is een complement bij ὀρέγοιτ᾿ (= ὀρέγοιτο).
ἐγγύθεν ἱστάμενος.
10   ἥδ᾿
ἥδ᾿ ἀρετή: eerste subject en naamwoordelijk deel van het predicaat bij het werkwoordelijk deel (14) γίγνεται.
ἀρετή, τόδ᾿ ἄεθλον
ἄεθλον: ἄθλον.
ἐν ἀνθρώποισιν ἄριστον
10   κάλλιστόν τε φέρειν
φέρειν: om te behalen.
γίγνεται ἀνδρὶ νέῳ.
 
Vertaling
Tekst
Aantekeningen
  Flavius Josephus
  Andere auteurs
Omhoog