TOELICHTING BIJ PLATO, PROTAGORAS 320c-322d

Protagoras en de sofisten
De wisselvalligheden en verschrikkingen van de Peloponnesische oorlog hadden de zekerheid van de oude traditionele waarden ondermijnd en daarmee een hier en daar al op gang zijnd proces van secularisatie en individualisering gestimuleerd. Protagoras behoort tot de zogenaamde sofisten, een groep mensen die steeds meer het bestaan van door de goden ingestelde objectieve normen ter discussie stelde en de individuele mens als normgevend zag. Daarom wierpen zij zich op als leermeesters in de retorica (ἡ ῥητορικὴ τέχνη). Het doel van de retoren was hun toehoorders te overtuigen (πείθειν). Veel sofisten beschouwden de retorica als een louter technisch middel om dat doel te bereiken. Een moreel gelijk was in hun opvatting weinig of niet van belang. Tegen deze opvatting heeft Plato zich sterk verzet.

Hoewel Protagoras in de sofistiek een betrekkelijk gematigde lijn initieerde, vertegenwoordigden zijn pijlers van de πολιτικὴ τέχνη, δίκη en αἰδῶς (322c-d), ook al zijn zij van godswege gegeven, een subjectief, of, omdat ze door de communis opinio bepaald werden, liever intersubjectief gevoel voor recht en zedelijkheid.

De μῦθος van Protagoras
Een μῦθος is een verhaal, in tegenstelling tot een λόγος, een theoretische verhandeling. Zo’n verhaal kan voor allerlei doeleinden gebruikt worden. Zo kan het gebruikt worden om de werkelijkheid niet alleen voorstelbaar te maken, maar ook om belangrijke vragen omtrent die werkelijkheid te beantwoorden. Met de μῦθος die Protagoras vertelt, wil hij aantonen dat de πολιτικὴ ἀρετή aan te leren is. De πολιτικὴ ἀρετή is het complex van vaardigheden dat de burger nodig heeft om goed te functioneren in de πόλις. Ondanks de leidende rol die de goden in het verhaal van Protagoras bij het ontstaan van de πόλεις spelen, is hiermee de kiem van twijfel aan de goddelijke oorsprong van νόμοι de gelegd.

De μῦθος van Protagoras is een aangepaste versie van oude kosmogonische mythen, die ook in Griekenland verteld werden. Zij verhalen van het ontstaan van de wereld, de mensen en hun beschaving. In het algemeen gaan kosmogonische mythen uit van een regressie in de ontwikkeling van het menselijk leven: oorspronkelijk waren de mensen goed en leefden ze in een utopische wereld, maar in verschillende perioden degenereerden zijzelf en de maatschappij waarin ze leefden. Wanneer er rationele kosmogonische theorieën ontstaan, wordt daarin de situatie omgekeerd.

Een dergelijke omkering zien we ook in het verhaal van Protagoras.Naar het voorbeeld van anderen onderscheidt hij drie fasen in de ontwikkeling van het leven. De eerste is de dierlijke fase. Kenmerkend voor deze fase is kannibalisme. Omdat in de mensen voor deze fase niet voldoende toegerust zijn, zouden zij zich niet kunnen hanhaven. Daarom steelt Prometheus voor hen het vuur en krijgen zij de beschikking over technische kennis en het instinct om goden te vereren. Met het gebruik van vuur is de 'prepolitieke' fase aangebroken. Omdat de mensen echter niet in staat zijn permanente gemeenschappen (i.c.πόλεις) te vormen, dreigen ze telkens toch weer te gronde te gaan. Daarom schenkt Zeus hun in een slimme manoeuvre αἰδώς (respect) en δίκη (recht). Ἀιδώς is het ontzag voor de mening van anderen. Met dit ontzag kan schaamte verbonden zijn. Het is een begrip dat wortelt in de maatschappij van de oude adellijke clans. Δίκη is het recht van de πόλις en hoort als zodanig bij de nieuwe maatschappij. Samen bepalen zij -al zegt Protagoras dat niet expliciet- de νόμος. Zo konden de mensen dus in de 'politieke' fase πόλεις vormen.



   
      
 Tekst
 Flavius Josephus
Andere auteurs