Woorden 30.1
|
Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort. Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.
|
meester over, macht hebbend over, bevoegd inzake
κύριος + gen.
droom
ὄνειρος, ὁ
gemakkelijk
ῥᾴδιος
1. wijze, manier; 2. (meestal plur.) karakter
τρόπος, ὁ
gevangen genomen worden, betrapt worden
ἁλίσκομαι
kwellen, verdriet doen
λυπέω
verdriet hebben
λυπέομαι
zojuist
ἄρτι
omdat
διότι
daarna, dan
εἶτα (= ἔπειτα)
welnu, nu
μὲν οὖν (geeft overgang naar ander onderwerp)
nee integendeel
μὲν οὖν (corrigerend)
zeer zeker, stellig
μὲν οὖν (instemmend)