Woorden 13.1
|
Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort. Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.
|
onsterfelijk
ἀθάνατος 2 uitg.
koning
βασιλεύς, βασιλέως, ὁ
feest
ἑορτή, ἡ
deur; plur.: dubbele deuren, poort
θύρα, ἡ
schip
ναῦς, νεώς, ἡ
stad, stadstaat
πόλις, πόλεως, ἡ
zoon
υἱός, ὁ
natuur, aard
φύσις, φύσεως, ἡ
beginnen
ἄρχω
doen, handelen
δράω
1. aarzelen; 2. zullen, op het punt staan
μέλλω
het is nodig/wenselijk dat, het/men moet
χρή + AcI/inf.
ik moet zeggen
χρή με λέγειν
tussen
μεταξύ + gen.