Woorden 1.1
|
Klik een woordbetekenis aan. Klik vervolgens in het tekstvak van het Griekse woord waar de betekenis bijhoort. Een betekenis terugzetten? Klik op de desbetreffende betekenis in de rechterkolom.
|
slaaf
δοῦλος, ὁ
god
θεός, ὁ
de, het
ὁ (lidwoord)
zeggen, spreken
λέγω
1. werken, zwoegen; 2. het zwaar hebben, pijn lijden
πονέω
naar voren komen
προβαίνω
dragen, brengen
φέρω
maar
ἀλλά
want
γάρ
1. en; of: niet vertalen; 2. maar, zelfs
δέ
1. en; 2. ook, zelfs
καί
zowel ... als, én ... én
καί ... καί
niet
οὐ
wat?, waarom?
τί;