Vertaling van

Tekst 26.2 





Want ik beweer, net als de andere Grieken, dat de Atheners verstandig zijn. Dus wanneer we in de volksvergadering overleggen, zie ik, wanneer de stad iets moet doen op het gebied van de bouw van huizen, de huizenbouwers als adviseurs bijstand verlenen, en wanneer (ze iets moet doen) op het gebied van de scheepsbouw, dan de scheepsbouwers en alle andere dingen net zo. Maar als iemand anders het waagt hun (dwz. de burgers) te adviseren buiten degenen die ambachten uitoefenen, ook al is hij erg knap, rijk en van goede afkomst, dan beletten ze hem te spreken, terwijl ze luid schreeuwen en bevelen dat hij weg moet gaan. Welnu, met betrekking tot alle dingen waarvan ze menen dat ze onder de ambachten (sing.) vallen, handelen ze zo. Maar wanneer de burgers iets moeten besluiten over het bestuur van de stad, dan adviseert hun daarover, opstaande, evenzeer een timmerman en evenzeer een kopersmid (en) een schoenmaker, rijk (en) arm, iemand van edele (en) iemand van lage geboorte en niemand is boos op hen zoals op de eerder genoemden, omdat hij, zonder het ergens geleerd te hebben en zonder dat hij een leermeester had, het vervolgens waagt advies te geven. Want het is duidelijk dat ze menen dat dat niet te onderwijzen is.