Jij bent verschenen φαίνει/φαίνῃ
|
Hij is getoond φαίνεται
|
Gebeurd zijn γίγνεσθαι
|
Verloren (nom. F.) ἀπολλυμένη
|
Ik ben verloren ἀπόλλυμαι
|
Wij zijn dood ἀποθνῄσκομεν
|
Hij heeft te gronde gericht ἀπόλλυσι(ν)
|
In razernij verkerend (gen. M./N.) μαινομένου
|
Vertrouwend πείθομενος
|
Het was gebeurd ἐγίγνετο
|
Jij was beschouwd als ἐνομίζου
|
Staan ἵστασθαι
|
Jullie waren in de steek gelaten ἐλείπεσθε
|
Ik ben opgesteld τάττομαι
|
Opgesteld zijn τάττεσθαι
|
Jij was bewaakt ἐφυλάττου
|
Ik ging als een razende tekeer ἐμαινόμην
|
Gekomen ἐρχόμενον (acc. sing. M.); ἐρχόμενα (nom./acc. plur. N.)
|
Verschenen (dat. M./N.) φαινομένῳ
|
Jij bent getoond δείκνυσαι
|
| |
| |
| |
| |