Oefening 27.1 

Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken.


Ik deed
πράξω
Jullie namen
λάβητε
Jij groeide
φύῃς
Hij besloot
βουλεύσηται
Hij vroeg
ἔρηται
Jullie stonden op
ἀναστῆτε
Wij brachten schade toe
βλάψωμεν
Jij nam
ἕλῃς
Hij dook
δύῃ
Hij begon/heerste
ἄρξηται
Jij legde
θῇς
Wij zagen in
γνῶμεν
Zij namen ter hand
ἐπιχειρήσωσι(ν)
Wij legden
θῶμεν
Zij werden losgemaakt
λυθῶσι(ν)
Jullie deden
δράσητε
Zij legden t.b.v.zz.
θῶνται
Ik werd geworpen
βληθῶ
Wij deden staan
στήσωμεν
Ik stuurde weg
ἀφῶ
Het werd getoond
δειχθῇ
Jij maakte (door een teken) duidelijk
σημήνῃς
Wij lieten voorbijgaan
παρῶμεν
Jullie toonden je/verschenen/
schenen/bleken
φανῆτε
Hij weerde af/hielp
ἀμύνῃ
Jij liet gaan t.b.v.jz.
Ik kwam om
διαφθαρῶ
Jij berichtte t.b.v.jz.
ἀγγείλῃ
Zij gaven over
παραδῶσι(ν)
Zij sloegen op de vlucht/wendden zich
τραπῶσι(ν)