Oefening 24.1 

Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken.


acc. sing. F. λύω.
losmaken, beslechten, schenden.
Word (meerv.) voorzien van!
Hij werd geëerd.
Zij werden gezien.
nom./acc. sing. N. δηλόω.
duidelijk maken.
acc. sing. M.; nom./acc. plur. N. γιγνώσκω. inzien, leren kennen.
Word overreed!/Word overtuigd!
Wij verzochten.
nom. sing. M. δέομαι.
iets missen, nodig hebben, verzoeken.
nom. plur. F. καλέω. roepen.
Zij werden gezonden.
Word geworpen!
Achtervolgd worden.
Jij wilde.
Het werd gezegd.
nom. sing. F. εὑρίσκω. vinden.
nom. sing. M. βούλομαι.
(graag) willen, liever willen.
Jullie werden genomen.
Ik werd gehoord.
Verzoek! (meerv.).