Oefening 14.2 |
Ga met de muis over een opgave. Er verschijnt dan een schermpje waarop u de uitwerking kunt zien. Gebruikt u een tablet of telefoon, dan kunt u de woorden aanraken. |
Ik toon. |
Zij doen staan.
|
17. δεικνύασιν
Zij tonen.
|
Wij plaatsen. |
10. ἵστησιν
Hij doet staan.
|
18. πλιπλᾶσιν
Zij vullen.
|
Ik ga. |
11. δείκνυς
Jij toont.
|
19. ἱέναι
Laten gaan.
|
Ik laat gaan. |
12. ἰέναι
Gaan.
|
20. ἵεμεν
Wij laten gaan.
|
Vul! |
13. ἴτε (2x)
Jullie gaan; Ga! (meerv.).
|
21. δίδωσιν
Hij geeft.
|
Jullie doen staan; Doe! (meerv.) staan! |
14. εἶναι
Zijn.
|
22. τιθέασιν
Zij plaatsen.
|
Geven. |
15. φησίν
Hij zegt.
|
23. ἴθι
Ga!
|
Zij gaan. |
16. δίδως
Jij geeft.
|
24. ἴσθι
Wees!
|